Het voormalige Beursgebouw in Leeuwarden, een rijksmonument uit 1880, wordt energiezuinig en ‘all electric’. De Rijksuniversiteit Groningen (RUG), die het pand kocht, laat het verbouwen tot faculteitsgebouw voor RUG/Campus Fryslân. … Als rijksmonument moet de authentieke uitstraling van het voormalige Beursgebouw behouden blijven, terwijl het van energielabel G naar C of B moet worden opgewaardeerd en de gaskraan wordt afgesloten.
Isoleren met ‘binnendozen’
Van Dorp [als Projectmanager Klimaat bij ITBB betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de installatietechniek]: “Bijzonder aan dit pand is dat je vanwege de status van rijksmonument beperkt bent in je isolatiemogelijkheden. Aan de schil mag je niet veel doen. Zo moeten de kozijnen behouden blijven, dus die geven we voorzetglas. De begane grond kan wel worden geïsoleerd door het plaatsen van een grote ‘binnendoos’ met een geïsoleerde vloer.”
Op de eerste verdieping bevindt zich de authentieke beursvloer. ‘Die wordt niet geïsoleerd, zodat de oorspronkelijke kenmerken behouden blijven. Maar daarin worden verschillende ‘dozen’ opgestapeld, waardoor lokalen en diverse ruimten ontstaan.’
Balans in de wko
Voor de ventilatie wordt een wtw-systeem toegepast met twee luchtbehandelingskasten van elk 25.000 m3/h. Deze blazen lucht in alle ruimten, met een temperatuur van 16 ⁰C. Van Dorp: “De kasten zijn voorzien van een regeneratiebatterij. We verwachten namelijk dat in dit oude gebouw de vraag naar warmte groter zal zijn, dan naar koude. Dit zou onbalans kunnen geven in de warmtekoudeopslag: je haalt dan meer warmte uit de bodem dan je er in de zomer weer in terug stopt.”
“Een beetje onbalans is toegestaan binnen de vergunning, maar dat is beperkt. Daarom plaatsen we een extra koelbatterij in het afblaaskanaal van de luchtbehandelingskast. Dus naast de gewone warmteterugwinning die je gebruikt voor het opwarmen van de binnenstromende lucht – en die dus niet verder gaat dan 16⁰ C – halen we nóg meer warmte uit de retourlucht. Die warmte voeren we terug naar de wko waardoor de onbalans nooit meer wordt dan zo’n 15%.”
Bron: Platform duurzame huisvesting (augustus 2018)