De energiebesparingsplicht verplicht bedrijven en instellingen om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. Om de klimaatdoelen te halen is dat onvoldoende stelt adviseur Marjon Olijdam. Zeker voor maatregelen die warmteverliezen en aardgasgebruik verminderen, zouden we alles moeten doen wat zich in de levensduur van die maatregel en terugverdient. Je leest erover in haar blog.
Flinke vermindering van energiegebruik van gebouwen nodig
De terugverdientijd van vijf jaar is in 1993, toen we net wisten van klimaatverandering, verankerd in de Wet Milieubeheer. Nu, 30 jaar later, streven we naar aardgasloze en energiezuinige gebouwen in 2050. Er van uitgaand dat minder gasverbruik zorgt voor extra elektriciteitsverbruik, zal ook op elektriciteitsverbruik flink bespaard moeten worden. De terugverdientijd van maximaal vijf jaar is onvoldoende voor die ambities.
Energiebesparende klappers niet verplicht
Voor apparatuur, met een levensduur tot zo’n 15 jaar, past een terugverdientijd van vijf jaar. Voor bouwkundige besparingsmaatregelen niet. De consequentie is immers dat energiebesparende klappers, als extra dakisolatie en beter glas, niet verplicht zijn. De meerkosten daarvan verdienen zich, op een natuurlijk moment, ruim binnen de levensduur van het materiaal terug, maar niet binnen vijf jaar.
Langere maximale terugverdientijd voor bouwkundige maatregelen
Gebouwen gaan, volgens de bouwkunde en de economie, 40 tot 50 jaar mee. Dat is theorie. Er zijn heel veel gebouwen die, met een goede opknapbeurt, minstens nog eens zo lang mee kunnen. Het is een gemiste kans dat we die niet, nu al, via de Wet Milieubeheer, verplichten energetisch te verbeteren op natuurlijke momenten. Dan missen we geen kansen tussen nu en het moment dat specifieke wetgeving hiervoor in werking treedt.
Marjon Olijdam, adviseur duurzaam ondernemen
Meer informatie over de Informatieplicht energiebesparing vanaf 2023