Twaalf hoger onderwijsinstellingen deden in 2023 mee aan de eerste afvalbenchmark hoger onderwijs van het programma VANG Buitenshuis (Rijkswaterstaat). Ze kregen hierdoor de mogelijkheid om hun eigen afvalsituatie te vergelijken met die van andere instellingen. Drie hogescholen en negen universiteiten verzamelden en vergeleken afvalgegevens over 2022. Stimular voerde de benchmark uit. Wat viel op?Â
Vooraf: scope afvalbenchmark en verzamelde bedrijfsgegevens
De benchmark richtte zich op bedrijfsafval wat vergelijkbaar is met huishoudelijk afval. Gevaarlijk afval viel buiten de scope. Om de organisaties te kunnen benchmarken werden drie bedrijfsgegevens verzameld: vloeroppervlak, aantal studenten en aantal medewerkers (fte).
Op basis van de twaalf deelnemende instellingen produceert het hoger onderwijs aan kg afval per jaar:
- Gemiddeld 2,0 kg per m2 (range: 1,5 – 2,5 kg/m2)
- Gemiddeld 132 kg/fte (range: 75 – 186 kg/fte)
- Gemiddeld 26 kg per student (range: 6 – 56 kg/student)
40 procent afvalscheiding
Gemiddeld is 60% ongesorteerd bedrijfsafval (ofwel restafval). De cirkelgrafiek verbeeldt de 8 hoofdcategorieën die we uit de in totaal 22 geïdentificeerde afvalstromen hebben gegroepeerd. Categorie papier & karton is meer dan de helft van het gescheiden afval. Biogeen (GFT + swill + koffiedrab + frituurvet) is daarna de zwaarste categorie en kunststof staat op nummer drie. De meeste organisaties scheiden ongeveer 10-13 stromen.
Minder restafval door GFT en plastic scheiden
De twee organisaties die meer dan 50% afvalscheiding (op basis van gewicht) realiseerden, onderscheiden zich met name door:
- meer dan 10% biogeen afval, de andere organisaties zitten daar (ruim) onder;
- meer dan 10% kunststof apart inzamelen (vier van de twaalf organisaties halen dat);
- papier & karton is ook belangrijk, maar hier steken ze minder uit boven de overige elf organisaties.
Hoogste scheidingspercentage door inzet ketenpartners
De organisatie met het hoogste scheidingspercentage was een hogeschool. Ze gaven als mogelijke verklaring van hun scheidingsscore: veel afvalscheidingsmiddelen en goede afspraken met facilitaire partners over afvalscheiding. Daarnaast wordt ook het zwerfafval gescheiden ingezameld en tot slot zorgt de begeleiding van Ecosmart ervoor dat fouten die gebruikers maken in de afvalscheiding direct bij de afvalbak worden gecorrigeerd. Hierdoor kan meer afval daadwerkelijk gescheiden afgevoerd worden.
Lager afvalscheidingspercentage niet per definitie slechter
De organisatie met het laagste scheidingspercentage gaf als mogelijke verklaring voor de score dat ze een composteermachine gebruiken waardoor nauwelijks gft en swill als afvalstroom wordt afgevoerd. Ook verbruiken ze weinig papier en karton per student. Hierdoor belandt dit ook minder in het afval. Dit illustreert dat als preventie de oorzaak is van een laag scheidingspercentage, een lager percentage niet per definitie slechter is. Er is andersom ook geen garantie dat een hoog scheidingspercentage ook zorgt voor veel recycling. Sommige afvalstromen (zoals bekertjes) hebben veel last van vervuiling, waardoor het gescheiden afval uiteindelijk tóch als restafval wordt verwerkt.
Mogelijk vervolg in 2024
De deelnemende organisaties waren gemotiveerd om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van hun afval ten opzichte van de anderen en vooral ook hoe je naar de uitkomsten kunt kijken. In 2024 komt er hoogstwaarschijnlijk een vervolg op deze benchmark waarin we meer op zoek gaan naar verklaringen voor veranderingen in afvalcijfers door de tijd heen.
Bekijk het volledige artikel op de site van VANG Buitenshuis.